Gratia vobis et pax
Genade zij u en vrede
Gods zegen in 2009
"Geen vreemdeling vernachtte buiten, mijn deuren deed ik open voor de reiziger" (Job 31:32)
dinsdag 30 december 2008
vrijdag 19 december 2008
De dwaasheid gekroond
Afgelopen zondag las ik in de trein van Amsterdam naar Eindhoven op aanraden van een goede vriendin het boekje Lof der Zotheid of De Dwaasheid gekroond: een pronkrede van Desiderius Erasmus en hierin kwam ik enkele citaten tegen die ik graag met anderen deel. Natuurlijk kwam ik vele leuke, mooie of sprekende citaten tegen, maar het recht komt mij niet toe om heel het boekje hier te gaan overtypen. Het doel van mijn citeren is niets meer of minder dan de lezer warm te maken om het betreffende werk zelf te gaan lezen. In bovenstaand werk van Erasmus komt het erop neer dat de wijze dwaas is en de dwaze wijs, een vaak over het hoofd gezien, maar een heel bijbels principe (vgl. 1 Korintiërs 1:18-31).
Eerst is het handig om de wijze een beetje te kunnen plaatsen: "Nodig een wijze uit voor een diner en hij zal het verpesten door te zwijgen als het graf of door de gasten met vervelende vraagstukjes lastig te vallen. Vraag hem te dansen en je zult een kameel bokkensprongen zien maken. (...) Als er iets gekocht moet worden, kortom als er iets gedaan moet worden wat essentieel is voor de dagelijkse gang van zaken, dan lijkt die wijze eerder een zoutzak dan een mens. In geen enkel opzicht kan hij van enig nut zijn voor zichzelf of zijn vaderstad of zijn omgeving, omdat hij geen weet heeft van gewone dingen en mijlenver afstaat van de publieke opinie en de normale maatschappij. Het is logisch dat hij zich daarmee ook gehaat maakt, door met zulke andere opvattingen in het leven te staan. Want is niet alles wat zich tussen stervelingen afspeelt één en al dwaasheid, door dwazen en voor dwazen?" (Lof der Zotheid, vertaling door Harm-Jan van Dam, Salamander Klassiek, 2005, pp. 44-45). Toen ik het, eenmaal in Eindhoven aangekomen, aan mijn zus voorlas, moest zij hard lachen, omdat zij enige kenmerken van de zogenaamde wijze in mij meende te herkennen. Nu meen ik--naar ik hoop en probeer--nooit wijs te zijn, maar al zou mijn zus het bij het rechte eind hebben, dan blijf ik volgens de logica van Erasmus gelukkig nog altijd een dwaas.
Vervolgens een mooie raadgeving voor de wijze: "Niets is dwazer dan misplaatste wijsheid; zo getuigt er ook niets van minder inzicht dan onzinnig inzicht. Want je gedraagt je onzinnig als je je niet aanpast aan de situatie, als je wereldvreemd bent en je niet op z'n minst aan de eerste regel van het drinkgelach wilt houden: drink wijn of verdwijn, en als je eist dat een toneelstuk iets anders dan een toneelstuk is. Daarentegen getuigt het van echt inzicht om niet wijzer te willen zijn dan de mens toekomt en mét de hele rest van de mensheid ofwel gewillig mee te spelen of je beleefd te laten bedriegen. Maar dat getuigt nu juist van dwaasheid, zeggen ze. Dat zal ik niet ontkennen; als zij dan maar toegeven dat zó nu eenmaal de komedie van het leven gespeeld wordt." (p. 50). Dat geeft weer stof tot nadenken voor de wijze. Of wellicht kan hij of zij beter eens niet nadenken.
Abonneren op:
Posts (Atom)